(Schijn)Veilig Verblijf II
docenten
studenten
actoren
contact
Verblijven in de jeugdhulp is geen evidentie. Het verblijven in een instelling is dan ook historisch gezien een vitaal thema van debat en onderzoek. Een cruciaal punt betreft de invulling van het begrip ‘veiligheid’. Beveiliging, en de invulling ervan, roept immers heel wat vragen op, of zou dit moeten doen. De invulling van veiligheid in de jeugdhulp is immers ambigu en erg gecontesteerd, met verschillende zienswijzen en praktijken. Dat is vooral zo wanneer de jeugdhulp vastloopt op jongeren die uitdagend gedrag presenteren. Deze jongeren vallen vaak tussen de plooien van het zorglandschap, en hebben er een lange hulpverleningsgeschiedenis op zitten.
In dit masterproefatelier werken we direct verder op de inzichten van het voorgaande masterproefatelier ‘(Schijn)Veilig Verblijf I’ en gaan we dieper in op onderliggende logica’s in de initiatieven ‘veilig verblijf’ en ‘veilige trajecten’. Recent werd voor jongeren met het statuut VOS (verontrustende opvoedingssituaties), die voorheen in de gesloten Gemeenschapsinstellingen (GI) terecht kwamen, een nieuw aanbod ‘veilig verblijf’ geconcipieerd bij private voorzieningen. Daarnaast werden een aantal pilootprojecten ‘veilige trajecten’ door Agentschap Opgroeien gesteund, om de logica’s onderliggend aan veiligheid te ontgrenzen. In het masterproefatelier worden verschillende theoretische kaders en mogelijke pistes voor veldwerk aan de studenten voorgesteld. In de geest van politiserende praktijken van sociaal werk, willen we vragen stellen die gaan over verhalen van de jongeren zelf, van de hulpverleners en organisaties die met en binnen deze paradigma’s aan de slag gaan. Van daaruit wordt er verder nagedacht over de vormgeving van andere praktijken, ruimtes, samenwerking en acties met jongeren.
Het masterproefatelier maakt onderscheid tussen een focus op beheersing dan wel vanuit een focus op mensenrechten. Ten eerste wordt veiligheid momenteel, ook onder druk van het risico-denken in de ruimere samenleving, vaak ingevuld als “opsluiting, isolatie, fixatie” vanuit een logica van repressie, beheersing van probleemgedrag en controle . Deze logica vertaalt zich zowel in de pedagogische regimes als in de materiële omstandigheden die gecreëerd worden (cf. architectuur zoals isolatieruimtes, camerabeveiliging, hekkens en muren, vastgevezen meubilair). Ten tweede wordt veiligheid door andere actoren bekeken vanuit een mensenrechtenkader, waarbij opsluiting en vrijheidsbeperking als een schending van mensenrechten wordt gekaderd en veiligheid niet extern aan de ervaring van jongeren kan gedefinieerd worden. Er bestaat immers veel evidentie over secundaire traumatisering door opsluiting en fixatie. Deze actoren zetten in op een zoektocht naar gedeelde probleemdefinities in de biografie van jongeren, maar ontgrenzen ook het risicodenken (o.a. in de samenwerking met jeugdrechters, politie, (lokaal) beleid, andere regionaal ingebedde actoren in het zorglandschap, buren, ...). Het masterproefatelier vertrekt vanuit een visie op hulpverlening die gestoeld is op mensenrechten, waarin geen plaats is voor “schijnveilig verblijf”.
Wat is een masterproefatelier?
In een masterproefatelier van de Stadsacademie onderzoeken studenten uit verschillende opleidingen, in het kader van hun bachelor- of masterproef, eenzelfde stedelijke duurzaamheidskwestie. Stedelijke actoren zoals beleidsmakers, experts, burgercollectieven en middenveldorganisaties worden gedurende het hele proces betrokken, van het formuleren van het probleem en de onderzoeksvragen tot de valorisatie van de inzichten. In de masterproefateliers staan leren van elkaar en experimenteren centraal. Met het onderzoek en de resultaten proberen we bij te dragen aan maatschappelijke verandering richting duurzame steden.