Publieke landbouwgronden als beleidsinstrument
docenten
studenten
actoren
contact
Eeuwenlang zijn verschillende Vlaamse steden en gemeenten eigenaar geworden van landbouwgronden. Deze publieke (landbouw)gronden speelden een essentiële rol in de voedselvoorziening van stad en platteland, en werden ingezet binnen een sociaal kader in het armoedebeleid, of als sociale buffer in tijden van crisis. De afgelopen decennia werden deze publieke gronden echter gaandeweg verkocht. Hun historische rol is door maatschappelijke veranderingen niet meer erkend. Voedsel wordt immers elders geproduceerd, dus waarom zouden deze gronden niet beter verkocht worden voor andere doeleinden? Ook de sociale functie lijkt niet meer van toepassing: gronden buiten de stad kunnen toch weinig betekenen in het bestrijden van armoede in de stad? Niks is minder waar: de publieke landbouwgronden kunnen een hefboom zijn om allerlei sociale en ecologische doelstellingen te halen. Maar hoe moeten ze dan ingezet worden?
De centrale doelstelling van dit masterproefatelier is het verkennen van mogelijkheden om beleid te voeren met publieke landbouwgronden, aan de hand van historische en hedendaagse casussen. Met ‘beleid’ bedoelen we het beleidsmatig inzetten van de (potentiële) gebruikswaarde van publieke landbouwgronden. We verdiepen ons in het historisch en huidig gebruik en beheer van deze landbouwgronden, brengen de lange termijngeschiedenis van de gronden in kaart, bestuderen de positionering van diverse actoren in het maatschappelijk debat over de gebruikswaarde van publieke landbouwgronden. Tenslotte zetten we ook in op exploratief onderzoek om een potentiële, andere omgang met publieke landbouwgrond te verkennen en te beschrijven.
In de afgelopen eeuwen zijn verschillende Vlaamse steden en gemeenten of verwante lokale instellingen eigenaar geworden van landbouwgronden. Naast grondposities op eigen territorium gaat het in belangrijke mate ook over posities in buurgemeenten en in de regio, maar sommige lokale instellingen zijn ook eigenaar van gronden aan de andere kant van het land. Vaak gaan deze gronden terug op historische landontginningsprojecten (van bijvoorbeeld polders of woeste gronden) of schenkingen van nalatenschap aan liefdadigheidsinstellingen, de voorlopers van de lokale Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW). Doorheen hun lange bestaansgeschiedenis speelden publieke landbouwgronden en hun voorgangers een essentiële rol in de voedselvoorziening van stad en platteland, en werden ze niet zelden ingezet voor armoedebeleid of als sociale buffer in tijden van crisis.
Deze historische erfenis wordt vandaag in sneltempo verkocht. In de afgelopen bestuursperiode verkochten Vlaamse steden en gemeenten voor meer dan 1,6 miljard euro aan publieke eigendommen, wat overeenkomt met ongeveer 3200 hectare of een gebied ter grootte van Brussel-stad. Het OCMW van Gent deed in de voorgaande bestuursperiode ruim een derde van haar gronden van de hand. Deze structurele uitverkoop heeft in eerste instantie alles te maken met het strakke budgettaire keurslijf waarin gemeenten en steden zoals Gent vandaag zitten. Een tweede verklaring is de diepgewortelde verwaarlozing van het stedelijk voedselvraagstuk. Hoewel steden en dorpen afhankelijk zijn van de constante aanvoer van voedsel, zijn ze vandaag nauwelijks betrokken bij de productie ervan. In die context verliezen lokale publieke landbouwgronden aan betekenis, ontsnapt de gebruikswaarde van deze gronden aan elke verbeelding, en lijkt verkoop de enige manier om deze gronden nog tot nut van het lokaal beleid te maken, wat een verregaande uitverkoop vergemakkelijkt. Gronden met een landbouwbestemming, zeker indien ze buiten het eigen grondgebied gelegen zijn, worden dus een vogel voor de kat. Lokale overheden beschouwen het niet als hun kerntaak om actief beleid te voeren op deze plekken. De huidige uitverkoop van publieke gronden staat in schril contrast met een lange geschiedenis waarin deze gronden essentieel waren voor het financieel beheer van heel wat publieke instellingen, de inkomsten en voedselvoorziening van individuele en collectieve gebruikers en het landbouwsysteem in het algemeen. De historische precedenten roepen vragen op bij de huidige, erg eenzijdige focus op de marktwaarde van publieke gronden.
In de afgelopen jaren en maanden kwam er dan ook een debat op gang – niet in het minst in het Gentse – over de (on)wenselijkheid van de uitverkoop en de potentiële gebruikswaarde van publieke landbouwgronden. Zowel het stadsbestuur, het OCMW als boeren, boerenorganisaties, milieuorganisaties en sociale organisaties lieten hun stem horen. Deze discussies maken duidelijk dat er nood is aan meer onderzoek, planning en visie over waar publieke gronden voor zouden kunnen worden ingezet. Het is hier dat dit interdisciplinair masterproefatelier inpikt op het maatschappelijk debat over het gebruik van publieke landbouwgronden.
Wil je meer lezen over dit onderwerp?
Lees dan zeker het dossier van Apache: (Uit)verkoop publieke grond !
Wat is een masterproefatelier?
In een masterproefatelier van de Stadsacademie onderzoeken studenten uit verschillende opleidingen, in het kader van hun bachelor- of masterproef, eenzelfde stedelijke duurzaamheidskwestie. Stedelijke actoren zoals beleidsmakers, experts, burgercollectieven en middenveldorganisaties worden gedurende het hele proces betrokken, van het formuleren van het probleem en de onderzoeksvragen tot de valorisatie van de inzichten. In de masterproefateliers staan leren van elkaar en experimenteren centraal. Met het onderzoek en de resultaten proberen we bij te dragen aan maatschappelijke verandering richting duurzame steden.