STADSACADEMIE is een platform voor samenwerking tussen Universiteit Gent en stedelijke actoren rond Gentse duurzaamheids­kwesties via transdisciplinair onderzoek en onderwijs.

Vak Duurzame Steden
2024-2025

Buurt-voedsel-infrastructuur

Hoe kan sociale infrastructuur als motor voor de stedelijke voedseltransitie functioneren?

docenten

UGent — Faculteit Ingenieurswetenschappen en Architectuur — vakgroep Architectuur en Stedenbouw
UGent — Centrum voor Duurzame Ontwikkeling (CDO), Faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen — vakgroep Politieke Wetenschappen

studenten

--

actoren

Stad Gent — Dienst Beleidsparticipatie — Wijkregisseur Bloemekenswijk

contact

UGent — Faculteit Ingenieurswetenschappen en Architectuur — vakgroep Architectuur en Stedenbouw
UGent — Centrum voor Duurzame Ontwikkeling (CDO), Faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen — vakgroep Politieke Wetenschappen

Een leefbare buurt is een buurt waar de sociale infrastructuur het samenleven in de buurt ondersteunt. Deze sociale infrastructuur kan echter ook een instrument zijn om buurten meer controle te geven over de sociaal-ecologische transities die ze doormaken. Onder de drieledige vlag ‘buurt + voedsel + infrastructuur’ wordt gekeken naar de verbinding tussen de sociale infrastructuur en de duurzame voedselinitiatieven. Want waar mensen samenkomen, wordt er bijna altijd ook gegeten, en samen eten is vaak een goed vertrekpunt om mensen samen te brengen. Dit maakt dat voedsel een goede ingang is om een sociaal-ecologisch perspectief in sociale infrastructuur in te brengen. Zo worden er kansen gecreëerd om eerlijk, duurzaam voedsel ook sociaal toegankelijk te maken én tegelijkertijd zo de evidente verbinding tussen eten en ontmoeten in een stad verder uit te bouwen. Het lijkt alsof ‘buurtvoedselinfrastructuur’ een ongekend begrip is en dat de verbeelding ervan binnen een beleidscontext schraal en weinig gethematiseerd is, maar wie beter kijkt naar wat er op het terrein beweegt, moet echter niet ver zoeken naar een variatie aan initiatieven die op concrete plekken lokale infrastructuur en voedsel op vernieuwende manieren met elkaar verbinden. In de loop van dit academiejaar verkennen de studenten diverse praktijken waar sociale infrastructuur als motor voor een stedelijke voedseltransitie dient. 

We vertrekken niet bij de antwoorden, maar wel bij de vraag en proberen te achterhalen welke sleutelonzekerheden het vraagstuk bepalen. Aan de hand van aangereikte kaders nemen de studenten enkele projecten, experimenten en niche-initiatieven inzake buurtvoedselinfrastructuur onder de loep, waarmee ze mogelijke toekomstscenario’s ontwikkelen. Tenslotte wordt er nagedacht over normatieve stellingnames en oplossingsstrategieën, waardoor er een beter zicht verkregen wordt op hoe buurtvoedselinfrastructuur er wel of niet kan uitzien in Gent en hoe dit vertaald kan worden naar robuust beleid. 

Sociale infrastructuur is de stedelijke infrastructuur die nodig is om het dagelijks sociaal functioneren van een stad te ondersteunen. De lockdown tijdens de COVID-crisis maakte heel tastbaar wat het betekent om op je onmiddellijke omgeving aangewezen te zijn. De pandemie maakte ook grote verschillen zichtbaar, niet alleen met betrekking tot de manier waarop mensen zijn gehuisvest, maar ook hoe goed of slecht de onmiddellijke omgeving, waarin mensen wonen, is uitgerust op vlak van sociale infrastructuur. Zo werd de supermarkt tijdens de COVD-crisis de facto de essentiële buurtinfrastructuur van de hedendaagse stad en bleef die ten allen tijde open. Dat zegt veel over de afhankelijkheid van de stedeling van een supermarktdieet. Het zegt ook veel over de eenzijdige invulling van voedselinfrastructuur in de hedendaagse stad en hoe weinig collectieve aandacht er vandaag uitgaat naar de collectieve organisatie van buurtvoedselinfrastructuur. Waarom vinden we het ‘normaal’ dat er in elke wijk basisscholen op wandelafstand aanwezig moeten zijn en hebben we die reflex niet als het over buurtkeukens gaat? Waarom zijn er groennormen voor elke buurt, maar zijn er geen normen met betrekking tot voedselvoorziening? Waarom linken we sociale infrastructuur aan welzijnsdoelstellingen, maar veel minder aan ecologische transitiedoelen? 

Om te werken rond ‘buurt + voedsel + infrastructuur’ schaken we in het vak op 3 borden tegelijk. 

Voedsel + Infrastructuur 

Een ingang om rond het voedselsysteem te werken is de (gemeenschaps)keuken als infrastructurele sleutel te nemen, op het scharnier tussen consumenten en producten in. Waar mensen samenkomen, wordt er gegeten. Eten is in de stad veelvuldig aanwezig en nergens is er meer keuze op het menu, maar tegelijk is de stad de plek waar mensen weinig controle hebben over de ecologische impact van hun eten, de herkomst ervan en de ethische schaduw. Hoe divers het aanbod ook is, het aanbod zit vast in de patronen van een extreem gecommodificeerd, industrieel en sterk gereguleerd voedselsysteem dat de ontwikkeling van alternatieven in de weg staat. De keuken neemt een interessante plaats in in dit voedsellandschap. De keuken hoort thuis in de stad, dicht bij waar gegeten wordt. Het is de plek waar ondanks de vaste patronen van het industrieel voedselsysteem tal van keuzes worden gemaakt: over wat er wordt geserveerd, wanneer en voor wie, waar inkopen worden gedaan, hoe met afval wordt omgegaan… 

Buurt + Voedsel 

De buurt dient als vertrekpunt van een meerschalige, plaatsgebaseerde systeembenadering. Met de focus op het snijpunt tussen voedsel- en buurtinfrastructuur willen we methodologisch nadenken over de rol van gelokaliseerde actie binnen duurzaamheidstransities, alsook over de zin en onzin van plaatsgebaseerde systeemverandering. De transitie van het voedselsysteem is geen lokaal vraagstuk. De stad functioneert binnen een planetair verknoopt uiterst complex voedselsysteem. En toch zijn er goede redenen om aan te nemen dat transitie binnen een meerschalig systeem als voedsel niet zonder lokale actie kan. Transitie vraagt om transformatie van het status quo zoals het vandaag in de stad is ingebouwd. Een duurzaam voedselsysteem vraagt een transformatie van de stad, inclusief de bestaande sociale infrastructuur. 

Buurt + Infrastructuur 

De sociale infrastructuur is het snijpunt van stedelijke coproductie. Gent werkte de afgelopen jaren aan een visie op stadsvernieuwing, opgebouwd rond gebiedsgerichte programma’s verankerd in de verschillende wijken van de stad. Die stadsvernieuwingsprogramma’s richten zich op de ondersteuning van leefbaarheid in de wijk. Dit is niet alleen een taak van de overheid, maar ontstaat in een constructief samenspel tussen individuele burgers, marktspelers, overheid en commons. We kijken naar sociale infrastructuur voorbij de diensten die binnen de kerntaak van de overheid vallen, maar denken breed na over de soft- & hardware nodig om een stad sociaal rechtvaardig en duurzaam te laten functioneren. Welke infrastructuur geeft burgers opnieuw controle over de consequenties van de wijze waarop ze samenleven in de stad, te beginnen bij hoe ze samen eten? 

 

Over het vak

Stedelijke duurzaamheidskwesties zijn complex, hardnekkig en vaak moeilijk te vatten in één discipline. In het vak Duurzame Steden staat Gent centraal als laboratorium voor die uitdagingen. Elk academiejaar wordt er gewerkt rond een ander actueel thema, zoals voeding, energie of circulaire economie. 

Het vak biedt studenten de kans om zulke vraagstukken vanuit verschillende invalshoeken te benaderen: technisch, sociaal, ecologisch en rechtvaardig. Ze leren dat duurzaamheid in een stedelijke context niet losstaat van hoe we onze steden organiseren en samenleven. Een stedelijke benadering vertrekt daarbij vanuit onderlinge afhankelijkheid tussen bewoners en de manier waarop die zich vertaalt in de ruimte, infrastructuur en besluitvorming.  

De cursus start met inleidende lessen over duurzame ontwikkeling, transities en stedelijke framing. Wetenschappelijke kaders worden gekoppeld aan concrete Gentse voorbeelden: stadsprojecten, pilootinitiatieven en praktijkgemeenschappen. Daarna gaan studenten in kleine groepen aan de slag met één complexe Gentse casus die jaarlijks verandert. Zo verdiepen ze zich niet alleen in het vraagstuk zelf, maar ook in hoe verschillende perspectieven leiden tot andere probleemdefinities én oplossingen.