Wicked issue
De invulling van het begrip de-institutionalisering is zowel in internationale als Vlaamse kringen gecontesteerd. Het risico bestaat dat er zonder een duurzaam langetermijnperspectief te sterk in zwart-wit tegenstellingen wordt gedacht. Het vergt een historisch bewustzijn van de ontwikkelde maatschappelijke ontwikkelingen om toekomstige scenario’s van de-institutionalisering uit te tekenen. De-institutionalisering is bijgevolg een complexe sociaalecologische duurzaamheidskwestie. In Vlaanderen, inclusief Gent, wordt de maatschappelijke urgentie actueel erkend. Dit vraagstuk heeft een grote sociaal-ruimtelijke weerslag. Daarom is het cruciaal om zowel theoretische - als praktijkkennis op te bouwen rond sociaal-ruimtelijke opvattingen en strategieën met betrekking tot de de-institutionalisering van de zorg. Op die manier willen we komen tot onderbouwde en toekomstgerichte inzichten om duurzame innovatie in beleid en praktijk te ondersteunen.
Het verleden als springplank voor de toekomst
Tijdens de decennia na WO II ontstond er een scherpe maatschappelijke kritiek op het de-humaniserende effect van residentiële instituties. In deze grootschalige residentiële ‘totaalinstituten’ werden zorgafhankelijke burgers als objecten van zorg behandeld en afgezonderd van de samenleving. Dat vertaalt zich in het bouwen volgens een ziekenhuismodel. Dit leidde tot op de dag van vandaag tot een opvatting van de-institutionalisering waarbij het ontmantelen van grootschalige, residentiële voorzieningen voorop stond en er gestreefd werd naar het organiseren van zorg en ondersteuning in de gemeenschap.
Terwijl Vlaanderen verder werk maakt van kwaliteit van leven in de residentiële zorg, wordt ook ingezet op de vermaatschappelijking en het gemeenschaps-georiënteerd karakter van de zorg. Niettemin is er toenemende kritiek op hoe zorgafhankelijke burgers fysiek in te gemeenschap terecht komen (onder meer in kleinschalige woonvormen, appartementen, en sociale huisvesting). Als zorgafhankelijke burgers in de gemeenschap wonen kan evengoed een institutionele cultuur met onderdrukkende logica’s blijven leven. Als burgers hebben ze daarnaast niet per definitie de ervaring er in de samenleving bij te horen en komen ze vaak in marginalisering, onder-bescherming, en vormen van (verborgen) dak- en thuisloosheid terecht.
Sociaal-ruimtelijke kwaliteit van de woonzorgomgeving
Een sociaal-ruimtelijk perspectief focust op de vraag wat ruimte met mensen doet, en wat mensen met ruimte doen. Sociaal-ruimtelijke kwaliteit van de woonzorgomgeving creëren vergt het inbedden van zorg en ondersteuning in een inclusieve woonzorgomgeving waar burgers met een handicap maar ook een diversiteit van burgers zich thuis kunnen voelen, graag komen werken, elkaar kunnen ontmoeten,….
Dit kan zowel kleinere als grote sociaal-ruimtelijke ingrepen inhouden (gaande van het ontsluiten en openbreken van residentiële zorgcampussen die als enclaves in de stad of stadsrand zijn gesitueerd of op meer afgelegen locaties tot masterplanontwikkeling m.b.t. nieuwe woonzorginitiatieven). De beoogde innovatie vraagt ook een combinatie van een aangepaste woning, een buurt met nabije basisvoorzieningen en toegankelijke zorg- en dienstverlening, bereikbaar openbaar vervoer, mogelijkheden voor tewerkstelling, levenslang leren, vrije tijd, en een publieke ruimte die ontmoeting mogelijk maakt en accommodeert.
Sociaal-ruimtelijke kwaliteit creëren van de woonzorgomgeving vraagt tegelijk een verknoping van het woon- en welzijnsbeleid via een trans-disciplinaire wisselwerking tussen beleid, praktijk en interdisciplinair onderzoek om experimenteerruimte, innovatie en regelluwte mogelijk te maken.