Vak Duurzame Steden: Wie mag door in Gent?

In het vak ‘Duurzame steden’ gaan we in op complexe duurzaamheidsvraagstukken en betrekken die op de Gentse context. Het jaarthema wisselt. Vorige academiejaren focusten we op het stedelijke voedselvraagstuk (2018-2019), korte keten (2019-2020), lokale duurzaamheidsstrategieën in Gentbrugge (2020-2021), klimaatvriendelijk wonen in de Gentse rand (2021-2022), publieke ruimte in de Gentse Bloemekenswijk (2022-2023) en dit academiejaar staat ‘Duurzame ‘collectieve’ mobiliteit en de strijd om de publieke ruimte’ centraal.

Binnen de brede transitie naar een duurzame en klimaatrobuuste stad stapelen de doelstellingen en ambities zich op. Principes rond waterbuffering, rond energetische isolatie, energiebuffering en duurzame opwekking, rond een duurzame mobiliteitsshift, rond verdichting, compact wonen en efficiënt ruimtegebruik, enz. Aan die lijst kan je nog een hele lijst van wensen van bewoners en noden van specifieke doelgroepen toevoegen: betaalbaar wonen, sociale veiligheid, intergenerationeel wonen, integrale toegankelijkheid, kindvriendelijkheid,… Al die normatieve uitgangspunten landen op concrete plekken en laten zich niet zomaar optellen. Niet alleen vragen ze om vaak ingrijpende veranderingen in de inrichting, het beheer en gebruik van de ruimte, niet zelden zijn ze ook onderling met elkaar in tegenspraak en strijden ze in de stad om dezelfde beperkte ruimte. De duurzame stad kan niet zonder politieke keuzes en is er een strijd tussen verschillende modellen en perspectieven om met verschil en conflict om te gaan.
Niet enkel openbaar vervoer maar ook individuele mobiliteit vraagt om de nodige collectieve organisatie. Zonder wegeninfrastructuur geen mobiliteit, maar evenmin zonder onderhoud van die wegen, zonder regels en de handhaving ervan, zonder logistiek voor de aanvoer van brandstof, etc. Dit vertaalt zich ook letterlijk in de inrichting van het openbaar domein en de zichtbare keuzes en prioriteiten die bij de inrichting leidend waren. In de tweede helft van de twintigste eeuw was dat vaak automobiliteit en werd stelselmatig het leeuwendeel van de publieke ruimte daarvoor gereserveerd. In de context van klimaatverandering, energietransitie en een gewenste ‘modal shift’ wordt dit status quo in vraag gesteld. De veranderende mobiliteitsmodellen landen in het openbaar domein samen met andere doelstellingen (ontharding, veiligheid, integrale toegankelijkheid, nutssystemen, etc.) en leiden tot een heronderhandeling van de inrichting van het openbaar domein. Die heronderhandeling gaat soms letterlijk over het herschikken van de stedelijke vloer: een rijstrook minder, een vrije busbaan, een breder voetpad, een fietspad waar vroeger auto’s geparkeerd stonden, etc. Maar het gaat ook over nieuw gebruik van dezelfde rijweg: een ander snelheidsregime zodat verkeersmodi (fiets en auto) beter mengen, logistiek gebruik van de waterweg, de ontwikkeling van de oude spoorlijn als klimaatas, een stopplaats meer op het ringspoor, etc. De keuzes lijken op het eerste zicht duidelijk, maar de duurzaamheidsclaims, de systeemtransformatie die noodzakelijk en beloofd wordt, de sociaal rechtvaardigheidsimplicaties, de klimaatvoordelen, etc. zijn bij nader inzien niet altijd vanzelfsprekend en helder.

Dit academiejaar vertrekken we van de schijnbaar simpele vraag “wie mag door in de stad?” Of anders: wie krijgt voorrang? Het uitgangspunt is een strijd over de corridors in de stad, over de beperkte ‘doorgangsruimte’ die vandaag een nieuwe invulling krijgt, zowel in het hergebruik van specifieke corridors, alsook in de onderlinge relatie en de organisatie van het netwerk dat door al die lijnen samen wordt gevormd. De term corridor dient hier als globale aanduiding voor die delen van de verstedelijkte ruimte die niet zijn uitverkaveld, aaneengesloten paden bepalen, en onder een vorm van collectief beheer staan. In het beheer van die ruimte is er een historisch sterk samenspel tussen mobiliteit en de inrichting van het openbaar domein, typisch ‘sterke’ diensten binnen een stedelijke administratie. We willen zowel de dominante logica achter deze as in vraag stellen en dat door zowel te kijken naar thema’s die typisch binnen de scope van deze diensten vallen (lees: nieuwe mobiliteitsscenario’s en nieuwe inrichting die daarvoor nodig is) als thema’s die in het samenspel tussen openbare werken en mobiliteit niet altijd de nodige aandacht krijgen zoals de integrale wateropgave, de energietransitie, integrale toegankelijkheid, biodiversiteit, openbare veiligheid, etc. Al deze thema’s leiden vandaag tot (symbolische) actie in de publieke ruimte maar worden niet systematisch opgenomen in de duurzame transformatie van de stad. Samen met stedelijke actoren gaan we op zoek naar interessante koppelingen tussen de vele duurzaamheidsaspecten die in de corridors van de stad noodzakelijkerwijs met elkaar verknoopt moeten worden.
Aan de hand van aangereikte kaders nemen we in dit vak enkele Gentse niche-initiatieven onder de loep, ontwikkelen we mogelijke toekomstscenario’s, om tot slot te landen met normatieve stellingnames en oplossingsstrategieën gegeven het jaarthema.

https://stadsacademie.be/onderwijs/vak-duurzame-steden-wie-mag-door-gent/

Vak Duurzame Steden: Veranderende publieke ruimte in de Bloemekenswijk

In het vak ‘Duurzame steden’ gaan we elk jaar in op een complex duurzaamheidsvraagstuk en voortbouwend op de logica van de Stadsacademie betrekken we de kwestie op de Gentse context. Het jaarthema wisselt. Voorgaande academiejaren focusten we op het stedelijke voedselvraagstuk (2018-2019), korte keten (2019-2020), lokale duurzaamheidsstrategieën in Gentbrugge (2020-2021), wonen in een klimaatvriendelijke 20ste-eeuwse Gentse rand (2021-2022) en in het academiejaar 2022-2023 staat veranderende publieke ruimte in de Bloemekenswijk centraal.

Binnen de brede transitie naar een duurzame en klimaatrobuuste stad stapelen de doelstellingen en ambities zich op. Principes rond waterbuffering, rond energetische isolatie, energiebuffering en duurzame opwekking, rond een duurzame mobiliteitsshift, rond verdichting, compact wonen en efficiënt ruimtegebruik, enz. Aan die lijst kan je nog een hele lijst van wensen van bewoners en noden van specifieke doelgroepen toevoegen: betaalbaar wonen, sociale veiligheid, intergenerationeel wonen, integrale toegankelijkheid, kindvriendelijkheid,… Al die normatieve uitgangspunten landen op concrete plekken en laten zich niet zomaar optellen. Niet alleen vragen ze om vaak ingrijpende veranderingen in de inrichting, het beheer en gebruik van de ruimte, niet zelden zijn ze ook onderling met elkaar in tegenspraak en strijden ze in de stad om dezelfde beperkte ruimte. De duurzame stad kan niet zonder politieke keuzes en is er een strijd tussen verschillende modellen en perspectief om met verschil en conflict om te gaan.

Deze strijd om ruimte in de duurzame stad is misschien wel het meest tastbaar in de strijd om het openbaar domein. Hier zie je nadrukkelijk de ingrijpende verandering die op handen is. Pleinen die amper 5 jaar geleden werden heraangelegd met dure bestrating worden vandaag reeds opgebroken omwille van onthardingsdoelstellingen, of worden voorzien van bomen (soms in de vorm van tijdelijke inrichting) op zoek naar meer schaduw en een antwoord op het stedelijk hitte-eiland effect. Het profiel van de rijweg is in veel straten voorwerp van een heuse strijd. Waar de auto voorheen de verdeling van de ruimte bepaalde en de overschotruimte voor de voetganger en fietser was, wordt die logica vandaag vaak omgekeerd. Soms voorzichtig met concepten als de fietsstraat, soms verregaand met radicale ingrepen die de parkeerruimte weghalen en de auto naar de rand van de wijk brengen. Zorgen om biodiversiteit brengen nieuwe eisen met zich mee op vlak van groenbeheer. Nieuwe technologie strijdt om de ruimte onder het voetpad waar plaats moet worden gemaakt voor warmtenetten of glasvezelkabels, en exact waar ook gezocht wordt naar meer wortelruimte voor klimaatbomen die er 100 jaar moeten kunnen staan.

De strijd om de stedelijke openbare ruimte is niet alleen een strijd om vierkante meters en het beheer ervan, het is ook altijd een strijd om beperkte middelen en hoe daarmee om te gaan. Het openbaar domein behoort typisch tot de kerntaak van een lokale overheid waarvan de inrichting en het onderhoud gedragen worden door publieke middelen. Maar zijn die middelen eerlijk verdeeld? Waar moet de gebruiker mee betalen en wat blijft gratis voor iedereen? Hoe organiseren we de noodzakelijke solidariteit en is dit enkel een strijd om publieke middelen? Tussen het publiek domein en het particulier belang tekent zich een nieuw speelveld af van coöperatieve verbanden, zogenaamde ‘commons’ en allerlei vormen van gedeeld ruimtegebruik – de ene gericht op nieuwe vormen van inclusie, de andere op meer exclusieve verbanden die de solidariteit beperken tot de direct deelnemende groep.

Maar naast die letterlijke strijd om ruimte, gaat het ook om een strijd over het recht op het gebruik van die ruimte en vooral over wie dat dan bepaalt. De breuklijnen zijn daarbij soms dezelfde, fietser vs. auto, fietser vs. voetganger, etc. Maar de tegenstellingen zijn hier vooral meervoudig. Leeftijd, gender, inkomen, migratieachtergrond, opleidingsniveau, etc. kruisen elkaar, versterken elkaar binnen nieuwe constructieve en destructieve, rechtvaardige en onrechtvaardige verbanden. De verschuivingen in de publieke ruimte gaan op dat moment over het opnieuw toe-eigenen van de ruimte door een stedelijk publiek dat zich telkens opnieuw samenstelt vanuit andere ideeën over hoe die ruimte moet worden gedeeld en welke regels daarbij gelden en gehandhaafd worden.

Dit academiejaar richten we ons op de (potentieel) nieuwe publieke ruimte die zich in de klimaatrobuuste stad aftekent. Nieuwe publieke ruimte zowel in de betekenis van de vernieuwing van de bestaande fysieke ruimte, maar ook in de betekenis van nieuwe vormen van gedeelde ruimtes en nieuwe vormen van beheer. Om die oefening concreet te houden richten we ons op de Gentse Bloemekenswijk. Het huidig bestuur heeft zich geëngageerd om in deze legislatuur een agenda op te maken voor een nieuw stadsvernieuwingsproject dat door een volgende legislatuur moet worden uitgewerkt. De Stadsacademie werkt hieraan mee en binnen dit vak willen we bijdragen aan lopende discussies.

De Bloemekenswijk lag ooit aan de stadsrand, naast bedrijven en andere functies zoals het psychiatrisch ziekenhuis, de Westerbegraafplaats en andere functies die typisch in de rand van de stad werden ingepland. Ondertussen bevindt de wijk zich veel centraler binnen de agglomeratie en ontwikkelt zich ook een nieuw verband tussen de oude tuinwijk en de aanpalende enclavelandschappen. Wat is de betekenis van het historische Edmond Van Beverenplein in dergelijk nieuw verband? Hoe verhoudt de voormalige UCO-site zich tot de wijk? Wat met de resterende oude industriële sites zoals de Filature d’Orleans? En wat met het Guislainmuseum en ziekenhuis? Kan een kerkhof ook functioneren als park? Hoe eventueel ook andere functies koppelen aan de stedelijke en recreatieve fietsroute? Maar vooral, wat dragen bestaande, nieuwe en mogelijke veranderingen bij aan de duurzame herontwikkeling van de Gentse Bloemekenswijk? Welke ruimte zien we hier voor publieke experimenten? Welke bewegingen leiden hier de dans? Wie moet of kan welke rol hier opnemen?

We vertrekken niet bij de antwoorden, maar wel bij deze vragen en trachten te achterhalen welke sleutelonzekerheden het vraagstuk bepalen. Aan de hand van aangereikte kaders nemen we een tiental (potentiële) niche-initiatieven in de Bloemekenswijk onder de loep, ontwikkelen we mogelijke toekomstscenario’s, om tot slot te landen met normatieve stellingnames en oplossingsstrategieën voor deze Gentse wijk gegeven het jaarthema.

https://stadsacademie.be/onderwijs/vak-duurzame-steden-veranderende-publieke-ruimte-in-de-bloemekenswijk/

Lezing Off campus: van eigendom naar stad

Onder de titel ‘Off Campus: Van Eigen-dom Naar Stad. Over het stedelijk beheer van institutionele grondposities’ nodigt de Stadsacademie je uit in het STAM voor een lezing door Jan Mannaerts gevolgd door een publiek debat. Jan Mannaerts is medeoprichter van het bureau 360 architecten. Daarnaast is hij gastprofessor aan de vakgroep Architectuur en Stedenbouw (UGent) en lid van de recent geïnstalleerde Gentse Kwaliteitskamer.

De twintigste eeuwse stadsrand wordt getekend door een landschap van autonome campusachtige enclaves. Scholen, ziekenhuizen, zorginstellingen en bedrijven vonden hier, in de historische periferie van de stad, plaats om uit te breiden, los van de beperkingen en randvoorwaarden eigen aan de stad. Vandaag zijn deze campussen door de stad ingehaald. Het resultaat is een landschap van grote en kleine spelers, van institutionele eilanden tussen woonwijken, met een grote schaaldiversiteit en een vaak onduidelijke grens tussen publiek en privaat gebruik.

Elke instelling is ontstaan en gegroeid vanuit een eigen rationaliteit: de (sociale) welvaart zo functioneel mogelijk organiseren. De omvang van deze taak dwingt instellingen om hun huishouden constant ter herdenken en uit te breiden. Vele van deze instellingen zijn vandaag ook bezig met het ontwikkelen van masterplannen en toekomstvisies. Deze zijn doorgaans vooral de uitdrukking van de eigen organisatorische doelen en zeggen weinig over de relatie met de veranderde context. Hier en daar wordt gedacht aan de verkoop van een stukje campus, of van een betere ontsluiting, maar de vraag naar de stedelijke valorisatie van deze campussen wordt niet gesteld.

In deze sessie willen we de zin en onzin van een nieuwe kruisbestuiving van deze grote institutionele enclaves en de stad verkennen. Waar biedt de stad sleutels voor beheerskwesties die de instelling overstijgen, van autodelen, wijkverwarming, tot water en afval beheer? Waar zitten kansen voor meer sociale interactie, voor een levendigere gebruik door de dag en de week heen, voor verbeterde sociale veiligheid? Welke organisatie en rechtsvormen zijn hier voor nodig en wie bewaakt het economisch evenwicht tussen lusten en lasten? Nemen de instellingen hun verantwoordelijkheid op rond verdichting en zorgvuldig ruimtegebruik en aan wie komt dan de meerwaarde op verdichting toe?

https://stadsacademie.be/sessie/lezing-off-campus-van-eigendom-naar-stad/

Lezing Stad en universiteit: over 200 jaar accumulatie

De abdijkerk van het STAM is het proeflabo voor de stadsacademie in oprichting. Naast ruimte voor lezingen, workshops en debat staat hier werk van drie architectenbureaus op zoek naar kansen voor de toekomst. De drie installaties reflecteren over stad en universiteit als een geschiedenis van accumulatie, waarbij het geheel meer is dan de som van de delen. 200 jaar universiteit is veel: Veel studenten, veel gebouwen, veel colleges, veel publicaties, veel locaties, veel fietsen, veel geserveerde maaltijden, veel verstookte energie, veel afgedrukte bladzijden, veel koffie. Daardoor kan er ook veel. 200 jaar universiteit is een toekomst vol mogelijkheden die zich gestaag hebben opgebouwd.

Maat-ontwerpers brengen op een grote salontafel een nieuwe kaart van Gent, die vanuit 4 principes 200 jaar naast elkaar leven laat kantelen tot een stedelijk project.

The Cloud Collective</b< brengt die 200 jaar als een papieren spoor van intellectuele zin en onzin die op de stad afstraalt. De installatie combineert sporen van afgerond werk van studenten met nieuw werk van de stadsacademie.

Bovenbouw architecten presenteert 200 jaar stad en universiteit als een monumentale feesttaart, een vrolijke opeenstapeling van 200 jaar bouwen.

Op donderdag 9 november brengen de bureaus het verhaal achter deze installaties en reflecteren over de eigen benadering van ontwerp die eraan ten grondslag ligt.

https://stadsacademie.be/sessie/lezing-stad-en-universiteit-over-200-jaar-accumulatie/

Legal Clinic ondernemingsrecht: open campus Sterre

Het openstellen van universiteitscampussen brengt heel wat vraagstukken met zich mee. Studenten van het vak 'Legal Clinic Ondernemingsrecht' onderzochten wat dit juridisch betekent en presenteerden hun resultaten aan de Directie Gebouwen en Facilitair Beheer.

https://stadsacademie.be/onderwijs/legal-clinic-ondernemingsrecht-open-campus-sterre/

Workshop Groen versus ontharding

Studenten van de summer school klimaat deden onderzoek naar “ontharding” en vergroening van de campus naar aanleiding van nieuwe bouwprojecten, onder begeleiding van Riet Van de Velde (Afdeling Milieu) en Femke Lootens (coördinator Living Lab campus Sterre).

De studenten kwamen op met drie mogelijke scenario's: Decreatie, Compensatie en Recreatie.

https://stadsacademie.be/onderwijs/workshop-groen-versus-ontharding/

Circulair bouwen

De Universiteit Gent bezit een patriomonium dat deels verouderd is, en niet altijd beantwoord aan de huidige vragen van onderwijs en onderzoek. Renovatie en nieuwbouw zijn nodig. In het streven naar een klimaatneutrale en duurzamere campus dient dit zo circulair, energie-efficient en duurzaam mogelijk te gebeuren.
Daarom gaan we binnen het traject Circulair Bouwen met studenten, docenten, de Dienst Gebouwen en Facilitair Beheer, de Afdeling Milieu en externen aan de slag met de volgende vragen: hoe maak je de afweging tussen renovatie en nieuwbouw? Is het mogelijk om gebouwen op een circulaire manier af te breken? Hoe bouw je voor een duurzamere en circulaire toekomst? Hoe stimuleer je duurzame & circulaire technologiën en infrastructuur? Hoe kan de universiteit zich anders organiseren om duurzaam en circulair bouwen te faciliteren?

https://stadsacademie.be/traject/circulair-bouwen/

Living Lab campus Sterre

Het Living Lab campus Sterre is een project gefinancierd door het Vlaams Klimaatfonds waarbij de campus als experimenteerruimte dient voor studenten, universiteitsmedewerkers, academisch personeel en externe actoren die samen innovatieve maatregelen uitwerken om de campus duurzamer en klimaatvriendelijker te maken.

https://stadsacademie.be/traject/living-lab-campus-sterre/