Vak Duurzame Steden: Buurtvoedselinfrastructuur

Vak Duurzame Steden: Buurtvoedselinfrastructuur

Academiejaar 2024-2025

Onderdeel van het traject Renewal of the urban renewal
Docent(en): Michiel Dehaene, Thomas Block
Partner(s): Karolien Lecoutere (Stad Gent)
Substantive responses or questions: Thomas.Block@UGent.be, michiel.dehaene@ugent.be

Vak Duurzame Steden: Buurtvoedselinfrastructuur - sociale infrastructuur als motor voor de stedelijke voedseltransitie

In het vak ?Duurzame steden? leren studenten een stedelijke duurzaamheidskwestie vanuit meerdere perspectieven en technieken te benaderen. Het moet voor de studenten immers duidelijk worden dat complexe duurzaamheidskwesties op verschillende manieren worden gekaderd en verschillende aannames, belangen, waarden, bezorgdheden en contexten deze kaders bepalen, waardoor zowel de omschrijving van het probleem als de keuze voor oplossingen kan verschillen. Daarom wordt geopteerd om met een wisselend jaarthema te werken dat telkens betrekking heeft op de Gentse context. Dit academiejaar staat ?Buurtvoedselinfrastructuur: sociale infrastructuur als motor voor de stedelijke voedseltransitie? centraal.

Sociale infrastructuur is die stedelijke infrastructuur nodig om het dagelijks sociaal functioneren van een stad te ondersteunen. De lockdown tijdens de COVID-crisis maakte heel tastbaar wat het betekent om op je onmiddellijke omgeving aangewezen te zijn. De pandemie maakte ook grote verschillen zichtbaar. Niet alleen met betrekking tot de manier waarop mensen zijn gehuisvest, maar ook het woonmilieu en hoe goed of slecht de onmiddellijke omgeving waarin mensen wonen is uitgerust. Binnen de ruimtelijke ordening ging er aandacht naar concepten als de 15-minutenstad als kader om over het belang van nabijheid te praten. De crisis hield ons ook een spiegel voor met betrekking tot de individuele en collectieve keuzes die we op dat vlak gemaakt hebben en welke aspecten centraal stonden in die keuzes.

Dit jaar richten we ons binnen het vak Duurzame Steden op buurtinfrastructuur in Gent, echter niet in algemene zin maar wel gekruist met een specifieke transitieopgave waar de stad aan werkt, namelijk de transitie van het stedelijk voedselsysteem. Ook hier was de COVID-crisis een interessante les. De supermarkt werd tijdens de crisis de facto de essentiële buurtinfrastructuur van de hedendaagse stad die ten allen tijde open bleef. Dat zegt veel over de afhankelijkheid van de stedeling van een supermarktdieet. Het zegt ook veel over de eenzijdige invulling van voedselinfrastructuur in de hedendaagse stad en hoe weinig collectieve aandacht er vandaag uitgaat naar de collectieve organisatie van buurtvoedselinfrastructuur. Waarom vinden we het ?normaal? dat er in elke wijk basisscholen op wandelafstand aanwezig moeten zijn en hebben we die reflex niet als het over buurtkeukens gaat? Waarom zijn er groennormen voor elke buurt, maar zijn er geen normen met betrekking tot voedselvoorziening? Waarom linken we sociale infrastructuur aan welzijnsdoelstellingen, maar veel minder aan ecologische transitiedoelen?

De verbeelding rond buurtvoedselinfrastructuur binnen een beleidscontext is schraal en weinig gethematiseerd. Wie beter kijkt naar wat er op het terrein beweegt moet echter niet ver zoeken naar een variatie aan initiatieven die op concrete plekken lokale infrastructuur en voedsel op vernieuwende manieren met elkaar verbinden. In de loop van dit academiejaar brengen we die diverse praktijken samen in de verkenning van sociale infrastructuur als motor voor een stedelijke voedseltransitie.

Daarvoor schaken we dit jaar op 3 borden tegelijk:

? het voedselsysteem, te beginnen bij de (gemeenschaps)keuken als infrastructurele sleutel op het scharnier tussen consumenten en producten in. Waar mensen samen komen wordt er gegeten. Eten is in de stad veelvuldig aanwezig en nergens is er meer keuze op het menu. Maar tegelijk is de stad de plek waar de mensen weinig controle hebben over de ecologische impact van hun eten, de herkomst ervan, de ethische schaduw. Hoe divers het aanbod ook is, het aanbod zit vast in de patronen van een extreem gecommodificeerd, industrieel en sterk gereguleerd voedselsysteem dat de ontwikkeling van alternatieven in de weg staat. De keuken neemt een interessante plaats in dit voedsellandschap. De keuken hoort thuis in de stad, dicht bij waar geheten wordt. Het is de plek waar ondanks de vaste patronen van het industrieel voedselsysteem tal van keuzes worden gemaakt: over wat er wordt geserveerd; wanneer en voor wie; waar inkopen worden gedaan; hoe met afval wordt omgegaan, etc.

? de buurt als vertrekpunt van meerschalige, plaatsgebaseerde systeembenadering. Met de focus op het snijpunt tussen voedsel- en buurtinfrastructuur willen we methodologisch nadenken over de rol van gelokaliseerde actie binnen duurzaamheidstransities, alsook over de zin en onzin van plaatsgebaseerde systeemverandering. De transitie van het voedselsysteem is geen lokaal vraagstuk. De stad functioneert binnen een planetair verknoopt uiterst complex voedselsysteem. En toch zijn er goede redenen om aan te nemen dat transitie binnen een meerschalig systeem als voedsel niet zonder lokale actie kan. Transitie vraagt om transformatie van het status quo zoals het vandaag in de stad is ingebouwd. Een duurzaam voedselsysteem vraagt een transformatie van de stad, inclusief de bestaande sociale infrastructuur.

? sociale infrastructuur als snijpunt van stedelijke coproductie. Gent werkte de afgelopen jaren aan een visie op stadsvernieuwing opgebouwd rond gebiedsgerichte programma?s verankerd in de verschillende wijken van de stad. Die stadsvernieuwingsprogramma?s richten zich op de ondersteuning van leefbaarheid in de wijk. Dit is niet alleen een taak van de overheid, maar ontstaat in een constructief samenspel tussen individuele burgers, marktspelers, overheid en commons. We kijken naar sociale infrastructuur voorbij de diensten die binnen de kerntaak van de overheid vallen, maar denken breed na over de soft- & hardware nodig om een stad sociaal rechtvaardig en duurzaam te laten functioneren. Welke infrastructuur geeft burgers opnieuw controle over de consequenties van de wijze waarop ze samenleven in de stad, te beginnen bij hoe ze samen eten?

We vertrekken in ons vak nooit bij de antwoorden, maar wel bij relevante vragen (i.c. rond bovenstaande drie ?borden?) trachtten steeds te achterhalen welke sleutelonzekerheden het vraagstuk bepalen. Aan de hand van aangereikte kaders nemen we in het vak enkele projecten, experimenten en andere niche-initiatieven inzake buurtvoedselinfrastructuur onder de loep, ontwikkelen we mogelijke toekomstscenario?s, om tot slot te landen met normatieve stellingnames en oplossingsstrategieën. Met dit geheel van opdrachten hopen we dit academiejaar samen een beter zicht te krijgen op hoe de buurtvoedselinfrastructuur er wel en niet kan uitzien in Gent, welke transities zinvol kunnen zijn en hoe we op adequate wijze complexe uitdagingen kunnen vertalen in robuust beleid.